God is dood en daar is de theologie nog steeds niet van bekomen, zegt de Vlaamse filosoof Erik Meganck.
InterviewMetafysica
God is dood en daar is de theologie nog steeds niet van bekomen, zegt de Vlaamse filosoof Erik Meganck.
Bij de ‘twaalf apostelen’ van het atheïsme was het religieuze soms ver te zoeken – maar nooit afwezig, zegt de Vlaamse filosoof Erik Meganck, schrijver van Religieus atheïsme.
Lodewijk Dros27 mei 2021, 23:04
Erik Meganck doceert in Antwerpen, maar woont in Herbeumont, een Ardens dorpje tegen de Franse grens. Van over die grens komen de meeste van de denkers die hij in Religieus atheïsme opvoert, onder wie Derrida, Lyotard en Sartre. Meganck herlas hun werk, om te doorgronden welk atheïsme zij voorstonden. Verrassende conclusie: “In wezen is het religieuze nooit weggesaneerd uit hun denken”.
Bij het verschijnen van zijn boek belandde het persbericht erover meteen op de site Mariabode, een rooms-katholieke website, die kennelijk blij was dat een filosoof heeft ontdekt dat God tóch bestaat. De sitebeheerder heeft duidelijk het boek nog niet gelezen. Meganck ziet er de grap wel van in.
“Ik schrijf over de kritiek van moderne atheïsten op de metafysica”, zegt hij. De metafysica is het denken voorbij de zichtbare, meetbare werkelijkheid. “Dat denken gaat terug tot in de oudheid. De metafysica gaat uit van één hoogste zijnde – noem het God – dat het hele denksysteem sluitend maakt, als zou er een logica in de wereld zitten die het ons mogelijk maakt er inzicht in te krijgen. De critici van de metafysica tonen aan dat er aan dat idee grenzen zitten.”
Dat is geen nieuwe kritiek. “Anselmus zei duizend jaar geleden al dat God het hoogste is dat we kunnen denken, maar ook dat God nog groter is dan we kunnen denken.” Meganck houdt even in. Dan zegt hij lachend: “Wat Anselmus met zijn denken toch maar mooi wist!” Hij wil maar zeggen: denkers hebben de stutten van de metafysica wel vaker doen schudden.
Metafysica-kritiek
Anders dan kerkleraar Anselmus laten de grote denkers die Meganck opvoert geen spaan heel van het bestaan van God. Meganck voegt zich in die traditie van metafysica-kritiek. Nietzsche is volgens Meganck daarvan de bekendste vertegenwoordiger, beter gezegd: hij verwoordde het met afstand het beste, over een ‘dolle mens, die op klaarlichte morgen een lantaarn opstak, op de markt ging lopen en onophoudelijk riep: ‘Ik zoek God! Ik zoek God!’, om uiteindelijk uit te roepen: ‘Wij hebben hem gedood, jullie en ik! Wij allen zijn zijn moordenaars!’’
Erik Meganck
Volgens Meganck is de theologie na 140 jaar nog steeds niet bekomen van de vaststelling dat God dood is, en gaat de filosofie er op haar beurt van uit dat Nietzsche religie de genadeklap heeft gegeven. Beide zitten ernaast, meent Meganck. “De God die is doodverklaard, is die van de metafysica, van de moraal. Maar dat is het offer dat nodig was, zegt Heidegger, om ruimte te maken voor de goddelijke god. Nietzsche en Heidegger waren niet van plan om theoloog te zijn, ze bleven binnen de filosofie, maar ze gaven de theologie een galante voorzet om uit het grote probleem van het moderne denken te komen.”
“Modern is dat geloof en rede tegenover elkaar zijn komen te staan. De academische filosofie mat zich de gewoonte aan om God weg te zetten bij de theologen en wrijvingloos aan te haken bij mens- én natuurwetenschappen. De theologen op hun beurt haalden dezelfde manoeuvre uit, theologische faculteiten overleefden door van God een research topic te maken.
“Het populaire atheïsme van lieden als Paul Cliteur en Herman Philipse in Nederland en Etienne Vermeersch in België ís geen atheïsme. Het is je reinste theïsme, waarin de God van vroeger vervangen is door een ander hoogste zijnde, de rede. Bij hen heeft de filosofie, die eens dienstmaagd van de theologie was, zich opgewerkt tot meesteres ervan, om daarna dienstmaagd van de wetenschap te worden.
“De wetenschap zegt te kijken naar de objectiviteit. Dat is het gevaarlijkste begrip uit de metafysica: ‘Het is zo, omdat het zo is’. Maar zo hard is het allemaal niet, het is arbitrair, er is geen enkele garantie dat de wetenschappelijke methode ons toegang verschaft tot de ware aard der dingen.”
Gehaktbal-denken
Doel van dat moderne denken was om God te wissen. “Maar hij is niet uitgegomd”, zegt Meganck. “Roepen ‘God bestaat niet, punt!’ het getuigt van gehaktbal-denken, het is plat atheïsme. Dat is helaas de meest verspreide vorm ervan.” Daar stelt hij filosofisch atheïsme tegenover, een manier van denken die hij illustreert aan de hand van twaalf ‘apostelen van het atheïsme’ – onder wie Kierkegaard, en géén vrouw.
“Nee, er is geen Maria Magdalena van de atheïstische filosofie, het spijt me. Als er iemand die rol vervult, van de persoon die Jezus’ lege graf ontdekt, dan is het Nietzsche – die de dood van God ontdekte. En Kierkegaard die bekendstaat als een gelovige, ontdeed zich van het keurige protestantisme, hij vond dat God uit het instituut moest. Hij ontmaskerde. In die zin vind ik hem filosofisch atheïst.”
De andere ‘apostelen’ zijn algemeen erkende godloochenaars. “Maar zij hebben ‘gelukkig nooit zoiets doms gezegd als ‘God bestaat niet’. Daar waagden ze zich niet aan. Ook Marx niet. Hij rekende wel op een verlossing. Net als Nietzsche. Of Heidegger.” En de veel geciteerde zin van Ludwig Wittgenstein – waarover je niet kunt spreken, daarover moet je zwijgen – is voor Meganck geen reden om door te praten. “Wittgenstein wilde verhelderen hoe het denken werkt. Waar de filosofie zich mee bezighoudt. Maar niet hoe de werkelijkheid in elkaar zit. De meesten denken nog altijd dat Wittgenstein godsdienst, ethiek en kunst zinloze zaken achtte, waarover we beter zwijgen. Onzin, hij vond die zaken juist belangrijker dan logica.”
Religieus atheïsme
“Logica was slechts een hulpmiddeltje om de filosofie op te kuisen, zodat we ons leven konden vullen met het ware, het schone en het goede buiten de theorie. Het gaat er niet om het denken te zuiveren van het ‘hogere’, maar juist omgekeerd, dat hogere vrijwaren van logische, wetenschappelijke analyse. Over belangrijke dingen valt niet steriel, hygiënisch, analytisch te denken. Kunst, ethiek, religie, dat dient te worden gelééfd.”
Ergernis over filosoof Vermeersch
Meganck moet even kwijt hoezeer hij zich heeft geërgerd aan Vermeersch, de in 2019 overleden Vlaamse filosoof. “Hij schreef in zijn boek over God dat wie niet met hem als auteur akkoord gaat, leidt aan cognitieve dissonantie, en zijn critici behandelt hij in graden van domheid. Dat is geen denken, dat is conservatiever dan de paus en de natuurwet bij elkaar. Hij was geen atheïst, maar een hypertheïst die de waarheid voor eeuwig in pacht heeft. En Maarten Boudry, die nu de leerstoel van Vermeersch bekleedt, twittert dat universiteiten zich zouden moeten schamen dat ze theologiefaculteiten hebben – liever nog astrologie, want sterren bestaan tenminste.” Met een diepe zucht: “Ik vind dat wartaal. Dat is het denken onwaardig.”
Erik Meganck (1962) studeerde filosofie, theologie, religiewetenschap, psychologie en pedagogie.
Hij was gasthoogleraar metafysica en godsdienstfilosofie aan de KU Leuven en doceert nu aan het International Institute Canon Triest en de FVG Antwerpen
Hoe streng de atheïsten in Megancks boek de metafysica ook hebben aangepakt, in hun schoen zit steeds een steentje dat ze er niet uit weten te schudden, meent Meganck, het kiezeltje dat God heet. “Ze hebben decennia geprobeerd het eruit te krijgen, waarom lukt dat niet?” Meganck antwoordt: omdat God (‘die Naam’ ) iets doet. “God keert terug doorheen de moderniteit. Meer nog, God keert terug doorheen zijn eigen dood. Een filosofische verrijzenis.”
Herbekeerde
Volgens Meganck waren ‘de kanalen tussen filosofie en theologie verstopt’, maar hebben zijn twaalf apostelen die weer opengelegd. “Ook al was die ontstopping bij de meesten niet de bedoeling, misschien soms integendeel.”
Het is niet verwonderlijk dat Meganck zich in het slot van zijn boek keert tot de theologie – een ‘herbekeerde’, welteverstaan, die ‘door de dood van God is gegaan’.
“Die erkent dat ze de secularisatie heeft geaccepteerd en zich daarvan afwendt. Die zich weer wendt tot de mystiek.” Hij citeert de 13de-eeuwse mysticus Meister Eckhart: ‘God, verlos ons van God’. “De filosofie heeft zulke sporen uit de theologie nodig, om de werkelijkheid te kunnen waarnemen.”
Geloof en rede liggen niet ver uit elkaar
Voor hem is de les van zijn twaalf atheïstische filosofen, dat geloof en rede niet ver uit elkaar liggen zoals moderne denkers als Vermeersch menen, maar voor elkaar bestemd zijn.
“Lees de Christushymne (Filippenzen 2,6-8 , red.) over de kenosis – de ontlediging en verheffing van God. Dat betekent: Jezus legt het bestaan af en wordt de heiligste Naam. Daar zit geen logica in, geen fysica, geen metafysica, niks. Het is een openheid voor wat komt. Precies zoals Heidegger het bedoelt, de hoop dat we het nooit zonder betekenis hoeven te stellen.”
Gaat Meganck zelf naar de kerk? “Niet naar de parochie hier met twee oude mensen en een pastoor die er staat zwaar tegen zijn goesting. Ik ga niet ter communie. Wel naar een abdij. Daar proef ik een andere sfeer, een welgemeendheid en vooral een openheid. Zo eer ik het steentje in de schoen.”
Religieus atheïsme. (Post)moderne filosofen over God en godsdienst, Erik Meganck; Damon,
Bron; Trouw 28 mei 2021
Geef een reactie