Er is een duidelijk verschil tussen hooggevoelig en ADHD.
Door Gast Auteur
–
okt 28, 2021 Aangepaste datum: okt 28, 2021
Ouders, onderwijzers en hulpverleners worden er steeds vaker mee geconfronteerd: kinderen met druk, impulsief en ongeconcentreerd gedrag. Uit onderzoek en ervaringen is gebleken dat tal van factoren hierbij een rol kunnen spelen. Hierbij valt te denken aan een geboortetrauma, middelen in de voeding, hersenbeschadigingen, maatschappelijke ontwikkelingen etcetera . Bepaalde ouders en leerkrachten vragen zich af of hooggevoelige kinderen `ADHD´-kinderen zijn.
ADHD staat voor Attention Deficit Hyperactivity Disorder en is een term die afkomstig is uit het DSM-IV classificatiemodel, het classificatiesysteem waarmee in de psychiatrie wordt gewerkt. In het DSM-IV model worden drie kernsymptomen van ADHD genoemd: concentratiestoornissen (vergeetachtigheid, niet kunnen luisteren, snel afgeleid zijn), impulsiviteit (eerst doen en dan nadenken, dingen eruit flappen, voor zijn beurt spreken) en hyperactiviteit (een continue gevoel van onrust, veel friemelen, opstaan en bewegen, gespannenheid). Dit worden ook wel de drie dimensies of hoofddomeinen genoemd. Er kan alleen van ADHD gesproken worden indien een bepaald aantal symptomen in minimaal twee hoofddomeinen gedurende minstens een halfjaar voorkomt en deels moeten ze al voor het zevende jaar begonnen zijn en tot belemmeringen in het functioneren hebben geleid. Een ander criterium is dat de symptomen in meer dan één milieu (thuis, school, vrienden/werk) tot uiting komen .
Het verschil tussen hooggevoeligheid en ADHD
Hooggevoelige kinderen kunnen wanneer ze langdurig onder druk staan, net als ” ADHD kinderen”, onrustig worden, symptomen van stress vertonen en lichamelijk druk gedrag ontwikkelen. In zulke gevallen voelt het hooggevoelige kind zich in het nauw gedreven en overprikkeld. Bij sommige families is de manier van omgaan met elkaar drukker dan in andere families. Een hooggevoelig kind kan zich aanpassen aan de norm. Maar ook in rustige gezinnen kan een hooggevoelig kind onhandelbaar worden, schreeuwerig zijn of aanvallen van hysterie hebben. Toch is dit eerder uitzondering dan regel. Over het algemeen zijn hooggevoelige kinderen rustige, ijverige en meewerkende types. Er zijn dus overeenkomsten maar er zijn nog duidelijkere verschillen. Een belangrijk onderscheid tussen rusteloze hooggevoelige kinderen en ADHD-kinderen is de mate waarin ze zich kunnen concentreren wanneer ze niet worden afgeleid. ADHD-kinderen kunnen ook in een prikkelarme omgeving moeilijk voor meer dan een kort moment in één ding geïnteresseerd blijven. ADHD-kinderen vallen vooral op omdat ze altijd snel afgeleid zijn. Kinderen met een hooggevoelig karakter kunnen zich juist heel intensief met iets bezighouden en de wereld om hen heen daarbij vergeten. Zij vallen eerder op omdat ze overdreven ijverig en wijs zijn, of teruggetrokken, verlegen en angstig zijn. De Amerikaanse psychologe Aron voegt toe dat in tests bewezen is dat er bij ADHD-kinderen meer bloedtoevoer plaatsvindt naar de linkerhersenhelft. Bij hooggevoelige kinderen gaat er meer bloed naar de rechter hersenhelft, dit is de helft die te maken heeft met sociale en emotionele vaardigheden. Beiden kunnen snel afgeleid worden omdat hen weinig ontgaat. ADHD is echter een afwijking, bepaalde sturingsfuncties werken niet goed zoals: beslissingen nemen, plannen, reflecteren en focussen. Wanneer een hooggevoelig kind niet overweldigd is, is dit kind hierin juist zeer goed. Om onduidelijke redenen weten ADHD-kinderen erg slecht prioriteiten te stellen en de aandacht te blijven richten op waar ze mee bezig zijn. Dit hebben hooggevoelige kinderen onder normale omstandigheden niet .
Carla Muijsert-van Blitterswijk, (auteur van ‘Ieder kind in z’n eigen kracht‘ ) heeft over de relatie tussen druk, impulsief en ongeconcentreerd gedrag en intuïtief bewustzijn geschreven. Volgens Muijsert-van Blitterswijk is het duidelijk dat steeds meer kinderen druk, impulsief en ongeconcentreerd gedrag laten zien, maar het is voor haar nog de vraag of al deze kinderen ADHD hebben. Ouders, onderwijzers en hulpverleners vinden nogal eens van niet en hebben hiervoor meerdere argumenten:
- Deskundigen zijn nogal eens van mening dat problematiek onder kinderen vandaag de dag niet vaker voorkomt dan vroeger. De toename van het aantal kinderen met een diagnose zou simpelweg het gevolg zijn van betere diagnosticering: “We herkennen het steeds beter en steeds vroeger”. Dit valt niet te ontkennen, we weten meer dan vroeger, maar het verklaart slechts voor een deel waarom zoveel meer kinderen de diagnose ADHD krijgen. Het heeft er ook deels mee te maken dat de criteria om van ADHD te kunnen spreken aan inflatie onderhevig blijken te zijn. Vanaf het moment dat ADHD in 1980 een eigen plekje in het DSM-model kreeg, zijn de grenzen zo ver opgerekt dat tegenwoordig ook veel mildere gedragsuitingen hieronder vallen. Dit maakt het onmogelijk om te stellen dat ADHD tegenwoordig net zo vaak voorkomt als vroeger. Er worden nu heel andere definities gehanteerd.
- De criteria voor ADHD zijn niet voldoende helder. De beoordeling van het begrip “last” is per definitie subjectief. De betrokken partijen, ouders, onderwijzers en hulpverleners kunnen sterk van mening verschillen over de ernst van de situatie.
Sommige criteria zijn weinig specifiek, vooral voor wat betreft het gedrag van jonge kinderen. Een aantal gedragsverschijnselen moet al voor het zevende levensjaar zichtbaar zijn geweest. Een aantal van deze verschijnselen zijn juist heel normaal bij jonge kinderen. Jonge kinderen volgen per definitie hun eigen interesses, zijn vaak impulsief en hebben moeite met stilzitten. Bijna iedere ouder zal dit gedrag in zijn kind herkennen. - Om van ADHD te kunnen spreken is het essentieel dat gedragsverschijnselen zich voordoen in verschillende milieus, dus niet alleen thuis of op school of bij leeftijdsgenootjes of op het werk, maar in minimaal twee milieus. Toch krijgen ook kinderen die slechts in een enkel milieu symptomen vertonen de diagnose ADHD. Deze handelswijze is discutabel. Als kinderen slechts in een enkel milieu gedragsproblemen laten zien ligt het immers voor de hand dat vooral omgevingsfactoren hieraan debet zijn.
“Kinderen die sterk vanuit hun intuïtie leven laten nogal eens gedragsverschijnselen zien die in de hulpverlening typisch voor ADHD worden genoemd. Er is echter ook een heel andere manier om naar druk, impulsief en ongeconcentreerd gedrag te kijken. Je kunt het ook zien als een signaal voor onderliggende kwaliteiten in plaats van problemen” (Muijsert-van Blitterswijk, )
Enkele criteria voor ADHD zoals ze in het DSM-IV model genoemd staan:
- moeite met aandacht,
- dromerigheid,
- moeite met plannen en structureren,
- veel praten of ‘doordraven’,
- moeite met meervoudige opdrachten,
- moeite met het uitvoeren van opdrachten,
- druk en impulsief gedrag
- moeite met concentratie.
Muijsert-van Blitterswijk kijkt op een andere manier naar deze criteria, namelijk door ze in hun relatie tot veranderend bewustzijn en een intuïtieve manier van informatieverwerking te zien. Dit is een positievere manier om naar druk, impulsief en ongeconcentreerd gedrag te kijken .
Moeite met aandacht
Een toenemend aantal kinderen vindt het moeilijk, zelfs onmogelijk, om hun aandacht bij taken te houden die ze saai of oninteressant vinden. Taken, vooral schoolse taken, waar ze geen innerlijke interesse voor op kunnen brengen worden zelden afgemaakt en details ontgaan ze volledig. Gedragsdeskundigen noemen dit verschijnsel een rijpingsachterstand. Het is immers een teken van volwassenheid om aan minder interessante taken te blijven werken en weerstand aan verleidingen te bieden. Vanuit het kind gezien is aandachtstekort een duidelijk signaal dat kinderen onvoldoende worden aangesproken op wie ze werkelijk zijn. Kinderen die ergens wezenlijk in geïnteresseerd zijn hebben over het algemeen geen enkele moeite met het vasthouden van aandacht. Dit verschijnsel is ook bekend onder kinderen met ADHD. Volgens de Amerikaanse psycholoog Brown kunnen kinderen met ADHD hun aandacht alleen bij zaken houden waardoor ze gegrepen worden. Ze hebben zogenaamde eilandjes van goed functioneren. Brown is van mening dat bij kinderen met ADHD het knopje waarmee je ‘zin kunt maken’ defect is. Als de aandacht van kinderen gevangen wordt door dingen van ze te vragen die hen werkelijk interesseren, wordt een probleem ondervangen dat bij steeds meer kinderen speelt: desinteresse. Dit is volgens Muijsert-van Blitterswijk een wijzere oplossing dan ze te medicaliseren. Medicijnen onderdrukken alleen de symptomen of het signaal dat kinderen geven, het doet niets aan de onderliggende oorzaak. Het geven van medicatie is volgens Muijsert-van Blitterswijk alleen een wijze oplossing als er niets aan de oorzaak kan worden gedaan. Door kinderen dingen te laten doen die ze echt leuk vinden wordt het ook makkelijker voor ze om succesvol te zijn bij minder leuke taken. Volgens Muijsert-van Blitterswijk nemen kinderen wanneer ze een deel van de tijd doen wat ze leuk vinden, de rest van de tijd voor lief.
Dromerigheid
De innerlijke wereld van intuïtieve kinderen is levendig, aansprekend en boeiend. In verschillende opzichten is deze wereld voor hen meer reëel dan de wereld om hen heen. In hun innerlijke wereld worden ze geïnspireerd, staan ze dicht bij hun bron, kunnen ze volledig zichzelf zijn en worden ze niet begrensd door tijd en ruimte. Voor kinderen die zich onveilig of onvoldoende uitgedaagd voelen kan hun innerlijke wereld echter ook een heel aantrekkelijke wereld worden om in te vertoeven. Hierdoor gaan ze op een gegeven moment de aansluiting met de wereld om zich heen missen. Kinderen die zichzelf zijn, hebben vanzelf de behoefte om zich naar buiten te richten
Moeite met plannen en structureren
Een taak volbrengen vraagt planning, overzicht, structuur en vooral inzicht in oorzaak en gevolg. Dit wordt ook wel een lineaire wijze van handelen en denken genoemd. De wereld van het intuïtieve kind is echter allesbehalve lineair. Heden, verleden en toekomst vallen vaak samen in het hier-en-nu. Hierdoor worden handelingen meestal door inzichten en gevoelens in het moment zelf bepaald en spelen gebeurtenissen uit het verleden of verwachtingen van de toekomst geen rol. Deze kinderen kunnen geen verbanden leggen tussen hun handelingen en mogelijke consequenties op langere termijn. Wat zich op het moment zelf aandient is voor hen het meest belangrijk. Om in de materiële werkelijkheid te kunnen functioneren is het wel degelijk nodig om lineaire verbanden te zien .
Veel praten of ‘doordraven’
In gesprekken komen intuïtieve kinderen (en volwassenen) nogal eens verward over. Hun opmerkingen lijken vaak niets met het gespreksonderwerp van dat moment te maken te hebben. Hiervoor zijn een aantal redenen. Tijdens een gesprek leggen ze razend snel verbanden en maken ze associatieve gedachtesprongen. Als ze die verbanden en sprongen hardop uitspreken, vliegen ze in de beleving van de ander van de hak op de tak. Wat voor hen zelf logisch is, is voor anderen onnavolgbaar. Daarnaast trekt hun innerlijke belevingswereld (beelden, kleuren, geluiden, etcetera) vele malen sneller aan ze voorbij dan ze met woorden kunnen uitdrukken. Ze hollen tijdens het praten vaak achter zichzelf aan en gaan hierdoor steeds gejaagder praten. Ook worden de uitingen van intuïtieve kinderen nogal eens als abstract ervaren omdat ze hun informatie zo snel verwerken dat ze direct tot een conclusie komen. Anderen willen graag stap voor stap weten hoe zij tot deze conclusie gekomen zijn. Kinderen kunnen dat vaak niet omdat het ze aan een ervaringskader ontbreekt, ze hebben geen idee welke stappen ze kunnen benoemen om iemand iets duidelijk te maken. Ten slotte vindt de communicatie van kinderen ook nog vaak deels langs intuïtieve weg plaats. Hierdoor hebben ze vaak aan een half woord genoeg .
Moeite met meervoudige opdrachten
Kinderen die de wereld intuïtief ordenen hebben vaak moeite met meerdere opdrachten tegelijk. Niet zozeer met het uitvoeren van meerdere opdrachten, dat kunnen ze vaak heel goed, maar met het horen of registreren ervan. Ze schieten gauw hun innerlijke wereld in en zijn bij het eerste woord de aandacht al kwijt en tien stappen verder in hun gedachten .
Moeite met het uitvoeren van opdrachten
Kinderen zijn zelfbewust en laten zich niet meer zo gemakkelijk vertellen wat ze wel of niet moeten doen. Opdrachten die tegen hun eigen gevoel of innerlijke interesses ingaan, kunnen of willen ze niet altijd uitvoeren. Kinderen willen graag eigen keuzes kunnen maken, wanneer ze hiervoor niet de ruimte krijgen en hun vragen genegeerd worden kan een kind met druk en opstandig gedrag reageren. Dat kinderen het liefst hun eigen weg volgen betekent overigens niet dat ze overal ‘nee’ tegen kunnen zeggen .
Druk en impulsief gedrag
Kinderen zijn zo sterk met hun innerlijke wereld verbonden, dat ze vaak volkomen vanzelfsprekend uitdrukking geven aan wat zich hierin voordoet. Ze praten zonder aarzelen voor hun beurt als ze het antwoord op een vraag weten of hollen midden in een spelletje weg als iets hun aandacht trekt. Op het moment dat ze emotioneel of gevoelsmatig geraakt worden, komen ze onmiddellijk in beweging. Dat dit gedrag storend kan zijn of zelfs ten koste van de vrijheid van anderen kan gaan, ontgaat ze vaak. En als ze het al in de gaten hebben kunnen ze er niets mee. De behoefte om uiting te geven aan wat zich in hen afspeelt is zo overweldigend dat er geen ruimte is voor andere overwegingen. Dat kinderen met impulsief gedrag onmiddellijk zichtbaar maken wat in ze omgaat kan ook te maken hebben met een teveel aan prikkels. Door
hun hoge gevoeligheid krijgen kinderen de hele dag door prikkels te verwerken en hebben ze vaak behoefte om alles wat ze binnen krijgen er weer uit te gooien. Er is nog een andere reden waarom kinderen steeds meer moeite met het weerstaan van impulsen lijken te hebben. Dit vereist namelijk zelfcontrole. Uit onderzoek is gebleken dat zelfcontrole bijzonder vermoeiend kan zijn en zelfs tot psychische en lichamelijke uitputtingsverschijnselen kan leiden. Het onderdrukken van impulsen, gedachten en emoties kost uiteindelijk meer energie dan het uiten hiervan. Het zou kunnen zijn dat sommige kinderen dit effect snel in zichzelf opmerken en er daarom, bewust of onbewust, voor kiezen om zich onmiddellijk te uiten. Zo voorkomen ze spanningen en stress .
Moeite met concentratie
Kinderen die onvoldoende op hun innerlijke interesses aangesproken worden houden moeilijk hun aandacht op de wereld om zich heen. Ook een verhoogde gevoeligheid voor prikkels speelt hierbij een rol, want dat leidt af. Opvallend is dat kinderen met concentratieproblemen vaak wel in staat blijken te zijn om
langere tijd tv te kijken of computerspelletjes te spelen. Mogelijk komt dit doordat deze snelle prikkels meer aansluiten bij hun innerlijke belevingswereld. Dit zou ook kunnen verklaren waarom kinderen met ADHD bij saaie opdrachten meer fouten maken dan minder drukke klasgenootjes. Bij taken met leuke, stimulerende onderdelen doen ze het net zo goed. Van kinderen met druk en impulsief gedrag is ook bekend dat ze zich vaak beter kunnen concentreren in een omgeving met geluiden. Luisterend naar muziek bijvoorbeeld, zijn ze vaak beter in staat hun aandacht bij hun werk te houden, waarschijnlijk omdat ze zich dan minder snel vervelen en omdat de muziek hun aandacht meer naar buiten gericht houdt. In een stille omgeving, zoals een bibliotheek, worden ze makkelijker door hun eigen gedachtewereld afgeleid .
Geef een reactie